Heilige Dieren


Nandi heilige koeIndia staat bekend als het land van de heilige dieren. Toch is deze heiligheid in de praktijk van alledag een voor buitenstaanders moeilijk te vatten concept. Waar een dier in de ene context wordt gezien als heilig, verliest het in een andere elke aanspraak op respect. Net als voor veel binnen het hindoeïsme, luidt ook hier het sleutelwoord tot een begin van inzicht: alles is relatief. Overal in India liggen de koeien midden op de weg. Rustig herkauwend, terwijl steeds meer verkeer langs raast, met steeds hogere snelheden. Iedereen weet dat koeien tot de heiligste dieren van India behoren. Volgens een oude legende was de koe Su-rabhi, moeder van alle koeien, een van de schatten die uit de kosmische oceaan werden gekamd. Haar pangavya of ‘vijf producten’ – melk, yoghurt, boter, mest en urine -bezaten een zeer zuiverend vermogen.
Vrouwen vangen soms de urine van het dier op om het te drinken als medicijn. De mest wordt opgevangen om te dienen als brandstof. Toch heeft de koe geen eigen tempels. Ze wordt op straat vereerd vanwege zichzelf. In het zuiden van India doet ze dienst als waarzegster – bekleed met fraaie kleden en haar horens beschilderd en versierd met koperen dopjes. Het aantal keren en de manier waarop ze haar kop schudt, onthullen de toekomst. In het noorden krijgt ze bij festivals bloemenslingers omgehangen en steken mensen bloemen in haar heilige openingen, overigens niet altijd tot onverdeeld genoegen van het dier.

Semi-heilig

GaneshaIn India kunnen vele dieren aanspraak maken op een vorm van heiligheid. Hoewel niet zo algemeen verbreid als de heiligheid van de koe, doen talloze mythen en verhalen de ronde waarin dieren een rol spelen die hen een vorm van heiligheid verleent. Een groot aantal dieren is heilig vanwege de functie die ze vervullen als vehikel voor een god. Elke hindoegod wordt geassocieerd met een dier dat zijn rijtuig is. Ganesha berijdt zijn rat, Saraswati wordt geassocieerd met de zwaan, Shiva met een tijger. Durga rijdt op een leeuw of op een tijger. De vuur-god Agni op een ram en Vayu beweegt zich voort per antilope en Shiva per stier.
Toch betekent dit niet dat al deze dieren in de dagelijkse praktijk vereerd worden. Velen lijken een semi-heilig bestaan te leiden, waarin van verering nauwelijks sprake is. De ram noch de antilope staan bekend als erg heilig.
Eenzelfde zweem van semi-heiligheid kleeft aan de categorie dieren die geassocieerd worden met de vroegste incarnaties van Vishnu. Zijn reeks van tien bestaansvormen begon hij als een vis. Het verhaal gaat dat de eerste mens door deze vis gered werd van een kosmische zondvloed. In zijn tweede incarnatie keerde Vishnu terug als schildpad, die op de bodem van de melkoceaan verbleef. In deze gedaante karnde hij de oceaan tot hier allerlei objecten uit tevoorschijn kwamen, waaronder het levenselixer amrita en de koe Surabhi. Als zwijn redde Vishnu de aarde (in de vorm van een godin) van de bodem van de oceaan en bracht haar aan de oppervlakte, waar hij haar uitspreidde, bergen op haar bouwde en haar verdeelde in zeven continenten. Hoewel iedereen deze verhalen kent, beschouwt vrijwel niemand vissen, schildpadden of zwijnen in het algemeen als bijzonder heilig of vererenswaardig, hoewel sommige subgroeperingen en culten plaatselijk deze dieren vereren en iedereen in tempels respect betuigt aan beeltenissen hiervan. Toch leiden zij in het leven van alledag een marginaal bestaan vergeleken bij de dieren die in ruimere kring heilig worden geacht.

Apen en stieren

Aap OrchaRond die dieren immers worden grote, jaarlijkse feesten georganiseerd. Zo zijn er vele festivals en verhalen rond Hanuman, de apengod die Rama te hulp schoot bij zijn oorlog tegen de demon Ravenna, ontvoerder van Rama’s echtgenote Sita. Elk jaar wordt de Ramayana opnieuw opgevoerd, waarbij kinderen er het grootste genoegen in vinden beschilderd als Hanuman gillend door de straten te rennen. De heiligheid van Hanuman strekt zich wel uit tot apen in het algemeen. Met name boeren en eenvoudige mensen vereren de aap. Opmerkelijk genoeg wordt in de vroege heilige teksten de aap niet genoemd als heilig dier. Toch zullen mensen apen niet snel afmaken: toen in Pushkar een nogal agressieve apenbende de was stal en mensen van het dakterras duwde, werden ze gevangen en in een vrachtauto naar een rustiger oord vervoerd.
Een dier dat door iedereen als heilig wordt beschouwd, is de stier Nandi: het ‘rijdier’ van Shiva. In de vele Shiva-tempels die over India verspreid liggen, staan vaak reusachtige beelden van Nandi, die rustig op zijn knieën ligt om offerandes in ontvangst te nemen. Ook is de stier het onderwerp van het jaarlijkse Nandotsaba-festival. Hier wordt Nandi voorgesteld als de vader van de grote kudde van Krishna. Overal waar Shiva-aanhangers zijn, wordt het festival gevierd met muziek en dans. Onder luid gejuich wordt een gouden beeld van de stier door de tempel gedragen – alleen al de aanblik ervan brengt geluk.

Enge heilige dieren

Honden en kraaien worden zowel gevreesd als vereerd: als boodschappers van de do-dengod Yama kun je ze beter te vriend houden, maar een al te nauw contact is vragen om moeilijkheden … Ook tegenover de rat is de houding dubbelzinnig: niemand is blij als er een rat door het huis rent. Toen het vermoeden van een pestepidemie in Surat rees, werd onmiddellijk een rattenvangcam-pagne opgezet. In Mumbai verdienen straatjongens een (kleine) som geld voor elke rat die ze dood afleveren bij een verzamelpunt – vies werk dat niets met enige vorm van heiligheid te maken heeft. Maar in de buurt van Bikaner staat een beroemde tempel, Karni Mata, waar mensen van heinde en verre naartoe komen om zich op blote voeten de weg te banen door honderden ratten. Heiligheid blijkt dus nogal relatief.
Een vergelijkbare status van eng heilig beest heeft ook de slang, na de koe onbetwist het meest vereerde dier in India. De slang ontleent haar beroemdheid bovenal aan haar rol in het ontstaan van de kosmos. Volgens de bekendste mythe rustte Vishnu op een bed van de duizendkoppige slang Shesha. In zijn slaap groeide uit zijn navel een lotus waarin Brahma geboren werd, de schepper van de wereld. De slang hoort dus al vanaf het begin der tijden tot de kosmos. Er zijn meer verhalen rond slangen, waarin naast vruchtbaarheid en onsterfelijkheid met name het aspect van vrees de aanleiding vormt tot verering. Manasha is de slangenkoningin en daarmee de beschermster van mensen tegen slangenbeten. Zij wordt ook wel de ‘vernietiger van vergif’ genoemd. Bengalezen vereren haar met een tak of wat water, maar meestal zonder een afbeelding. Aan het begin van het regenseizoen, dat ook het slangenseizoen is, heeft ze haar eigen festival. Slangenbezweerders mogen dan hun kunsten laten zien, in ruil voor offer-giften. Zij stellen zich bloot aan de beet van giftige slangen. Ook lijken ze slangen uit de meest vreemde plekken te kunnen oproepen. Toeschouwers kijken met een mengeling van angst en respect toe, en hopen dat hun offers voldoende zijn om gespaard te blijven van giftige beten.