De Goden


Een bezoek aan een hindoetempel is ook een inleiding tot een enorm godenpantheon. De meeste hindoes zullen je vertellen dat ze in één god geloven, ook al lijkt het dat er duizenden goden bestaan. Als je daarnaar vraagt dan krijg je vaak als antwoord dat de veelheid aan vormen gezien moet worden als de vlakjes van een diamant. Valt een lichtstraal op de verschillende vlakjes dan zal er iedere keer een ander facet van de diamant oplichten, maar het blijft dezelfde diamant. Hier zal nu aandacht worden besteed aan een paar belangrijke goden uit het hindoeïsme: Brahma, Shiva, Vishnoe, Ganesha. In het westen is men vaak bekend met de hindoe drie-eenheid Brahma-Vishnoe-Shiva. Brahma wordt echter nauwelijks vereerd, omdat hij te abstract is, geen vorm aanneemt en nauwelijks spannende mythen heeft gecreëerd. In heel India staat maar één tempel die aan Brahma is gewijd, in Pushkar (Rajasthan). Brahma is de schepper van het universum en wordt afgebeeld met vier hoofden. Sarasvati is eerst de dochter van Brahma, maar wordt in latere tijden ook beschreven als zijn vrouw. Zij wordt beschouwd als de godin van de kunsten en wordt meestal afgebeeld met een snaarinstrument in haar handen.

Brahma

Hij is de Schepper-God in jongere hindugeschriften. Schepping is echter strijdig met een continuleven. Daarom werd dit verantwoordt als een onpersoonlijke kosmische principe “brahman”. In de Arische taal Sanskriet betekent ‘brahman’ de alles doordringende, in zichzelf bestaande macht.

Shiva

Shiva

Shiva is een van de belangrijkste goden van het hindoeïsme. Hij wordt vaak afgebeeld als een asceet. Hij gaat gekleed in een tijgervel of een olifantshuid, beide zijn verwijzingen naar twee demonen die hij ooit heeft vernietigd. Zijn lichaam is grijsachtig of wit van kleur omdat hij zich insmeert met de as van de lijkverbrandingplaatsen. Zijn haar draagt hij in lange gevlochten lokken zoals veel asceten in India het dragen. Hij heeft drie ogen, het derde siert zijn voorhoofd. Uit dit derde oog kan hij vuur laten voortrazen en daarmee vernietigt hij het universum als de schepping ten einde loopt. Shiva verenigt in zijn gestalte en in de attributen die hij bij zich draagt veel tegenstellingen. Dit komt, zo leggen hindoes uit, doordat hij een god is die het hele universum omvat, van hoog tot laag, van rein tot onrein. Zo draagt hij in zijn ene oor een oorring die uitsluitend gedragen wordt door laagkastige dorpsvrouwen terwijl in zijn andere oor een oorring hangt in de vorm van een mythische krokodil zoals alleen brahmanen dragen. In een van zijn handen draagt hij een trommel, damaroe, die op een zandloper lijkt. Met deze trommel geeft hij het ritme van de schepping aan. Een van zijn andere handen draagt een oplaaiend vuur waarmee hij de wereld vernietigt. Op zijn hoofd draagt hij bloemen waaronder de zeer giftige datura, een bloem waaruit hallucinerende stoffen kunnen worden gedestilleerd. Om zijn hals draagt hij giftige slangen, symbolen van de dood. Op zijn hoofd draagt hij ook een maansikkel, een doodssymbool. Zijn rijdier is de stier Nandi. Nandi ligt bijna altijd voor de ingang van een Shiva tempel. Shiva is van oudsher de god der asceten. Veel van zijn volgelingen zijn saddhu’s (heilige mannen), die alleen of in groepen door geheel India rondtrekken, hun lichaam ingesmeerd hebben met as, vaak op bizarre wijze boete doen en te herkennen zijn aan de drie horizontale strepen die zij op hun voorhoofd hebben geschilderd. Hun attribuut is de drietand. De vrouwen van Shiva zijn bekend onder vele vormen en namen. Parvati is de meest bekende eega van Shiva, die het symbool is geworden van de volgzame onderworpen vrouw. Zij moest lijdzaam toezien hoe Shiva te pas en te onpas overspel pleegde met schone dames, maar altijd kwam hij weer bij haar terug. Parvati is de vreedzame vorm van het begrip shakti (vrouwelijke energie). Zij kan zich echter ook manifesteren in andere woeste vormen: Durga, Chamunda of Kali. Durga wordt veelal aanbeden als zelfstandige godin, die op zich niets meer met Shiva te maken heeft. Zij is speciaal geschapen, met eigen wapens om de goden te redden van een vreselijke ramp. Als Kali (’de zwarte’) verschijnt Parvati in haar meest verschrikkelijke vorm. Zij is zwart, haar tong hangt uit haar bloedige bek, omhangen met afgehakte menselijke hoofden en schedels, en dwaalt over afschuwelijke dodenakkers. Zij wordt geacht hulp te bieden waar geen enkele god meer macht heeft. Opvallend is ook dat juist de laagste kasten haar mogen aanbidden, wat haar aanhang zo groot maakt. Als enige krijgt zij bloedoffers; tijdens haar festival worden talloze zwarte, mannelijke dieren, variërend van katten tot buffels, aan haar geofferd.

Vishnu

Vishnu is een god die in talloze gedaanten verschijnt. In karakter is hij doorgaans wat milder en vriendelijker dan Shiva, hoewel ook hij extatische aspecten kent. Vishnu wordt meestal afgebeeld met een blauwe lichaamskleur en vier armen waarin hij een schelp, een knots, een lotus en een discus draagt. Hij draagt vaak een kroon en een geel kleed. Om zijn hals draagt hij een krans van woudbloemen en diverse sieraden waaronder een juweel dat wensen vervult. Vishnu heeft twee rijdieren, de slang Shesha en de vogel Garuda. De slang dient hem als rustbed terwijl de vogel hem door het universum vervoert. Vishnoe bewaakt de wereld en hij grijpt in als er iets dreigt mis te gaan. Hij verschijnt dan op aarde in de vorm van een incarnatie. De hindoes kennen tien klassieke incarnaties: vis, schildpad, zwijn, de manleeuw Narasimha, dwerg, Rama met de bijl, Rama met de boog, Krishna, boeddha en tenslotte Kalki. De laatste incarnatie van Vishnoe, Kalki, moet nog komen. Hij zal verschijnen als een ruiter op een wit paard met een zwaard dat ‘vlamt als een komeet’. Daarmee zal hij alle demonen vernietigen die de wereld bedreigen. De populairste incarnaties van Vishnoe zijn Krishna en Rama met de boog, de held van de Ramayana. Krishna komt zelf weer in tal van verschillende verhalen en situaties voor en is vooral populair in zijn verschijning als jonge koeherder. Hij beleeft talloze avontuurtjes met de herderinnetjes van het dorp waar hij woont. Later is hij ook een groot religieus leraar geworden en hij verwoordt zijn boodschap aan de mensheid in de Bhagavad Gita, een belangrijke filosofische tekst, die centraal staat in de Mahabharata.

Ganesha

GaneshEen bijzonder populaire god is Ganesha. Hij valt enorm op tussen de honderden godengestalten van het Indiase pantheon omdat hij het hoofd heeft van een olifant. Van hem bestaan tientallen vormen. Hij wordt beschouwd als de geestelijke zoon van Shiva, die hem echter niet verwekt zou hebben. Hij is geboren uit de badolie van zijn moeder Parvati als een mooie jongen. Zijn olifantskop kreeg hij pas later. Toen Shiva na een lange afwezigheid weer thuiskwam, zou Parvati juist overspel aan het plegen zijn. Moe als zij was van de eeuwige escapades van haar man, had zij een keer een eigen initiatief ontwikkeld met alle gevolgen vandien. Ganesha had zij voor de deur op wacht gezet. Deze had Shiva nog nooit gezien en weigerde hem de toegang. Shiva ontstak in vreselijke woede en sloeg de deurwachter het hoofd af. Pas toen hij vernam dat hij zijn eigen zoon had vermoord, moet hij snel het hoofd van het eerste het beste wezen vinden ter vervanging: dat was dus een olifant. Ganesha is een god die hindernissen wegneemt als hij wordt vereerd. Vereer je hem niet dan kan hij juist hindernissen scheppen. Ganesha doet alles voor de mensen die hem aanbidden en daarom wordt hij ook vaak door misdadigers, criminelen en zwarte magiërs vereerd. Ganesha wordt in bijna iedere hindoetempel vereerd. Hij rijdt op een rat.

Krishna

Knshna wordt meestal afgebeeld als fluitspeler. In hindugeschriften duikt hij op als ondeugend kind, jongeling, soldaat en koning) of in de negende incarnatie, (vijand) Buddha.
Als tiende reïncarnatie wordt Kalkin (een paard en ruiter of man met paardenhoofd) verwacht.
Zijn rijdier is de vogel Garuda (naam Indonesische luchtvaartmaatschappij), zijn vrouw heet Lakshmi.

Andere goden

Met Durga, Surya (de Zon) en Ganesha zijn Shiva en Vishnu de hoofdgoden van de dagelijkse eredienst van althans de meerderheid van de hindu’s.
Agni (het offervuur), Indra (oorlogsgod), Surya en Soma (zon en maan), Vayu (wind), Mitra (oceaan en eed), Varuna (contract), Rudra (woeste god), Yama (heer van het dodenrijk).
Andere goden, dan de drie belangrijkste, kregen een eigen bestaan en dat leidde tot sekten, zoals het ‘shaktisme’ en ’tantrisme’.
Typisch voor de eredienst van Vishnu-Krishna is de bhakti: de aanhankelijke liefde die uitmondt in een absoluut streven naar mystieke eenwording met de godheid. Dit emotionele element, dat in sommige richtingen zeer zuiver gehouden werd, is in vele andere gevallen met erotische elementen vermengd.